1. Twee of meer Lid-Staten kunnen onderling, voorzover daaraan behoefte bestaat, overeenkomsten sluiten welke op de beginselen en de geest van deze verordening berusten.
2. Door iedere Lid-Staat wordt, overeenkomstig artikel 97, lid 1, kennisgeving gedaan van elke overeenkomst welke op grond van lid 1 tussen hem en een andere Lid-Staat is gesloten.